De man, de eerste de Bette die vanaf 1633 de titel Markies van Lede mocht dragen, was de meest vermaarde van de familie. Zo was hij naast gouverneur van het Land van Limburg en Duinkerken onder andere luitenant-kolonel in dienst van de Spaanse koning, bevelhebber van de artillerietroepen in het Land van Luxemburg en opperbevelhebber van de Spaanse krijgsvloot. Hij werd ook al geëerd met een eigen reus. Willem de Bette was dan ook belangrijk voor Lede. Zo was hij de weldoener die het huidige hoofdaltaar van de Sint-Martinuskerk bekostigde.