Dat de duivensport in Lede nog steeds populair is, bleek afgelopen zomer nog duidelijk. Een duif van toekomstig burgemeester Roland Uyttendaele (CD&V) viel in de internationale wedstrijd uit Narbonne als eerste van 8.910 jaarlingen en was de snelste van alle 24.082 deelnemende duiven. Nadien werd de duif nog verkocht aan een Japanner. “De duivensport is hier al jarenlang populair”, licht cameraman Edwig Bonnarens het gekozen thema toe. “In 1980 won Herman Vandesijpe de gouden vleugel. Het ontaardde in een echt volksfeest waarbij half Lede onder begeleiding van de zwaantjes naar het Boudewijnpark in Brugge trok om de prijs op te halen.”
Jarenlang was Lede ook om een andere reden heel belangrijk in de duivensport. “Het was uurwerkmaker Jozef Van Nerum uit de Hoogstraat in Lede die eind de jaren 1800 de eerste constateur ontwierp. Tot dan moesten de duivenmelkers zich naar een centrale klok haasten om hun tijd te laten registreren.” Die constateur, toen onder de merknaam Van Nerum, was samengesteld uit een uurwerk en een mechanisme dat het aankomstuur op papier vastlegde door het te doorprikken. Vanaf 1898 werkte de fabriek verder onder de naam La Lédoise en bleef ze de vindingrijke duivenmelkers die wilden frauderen te snel af. Uiteindelijk verlieten 65.500 stuks de fabriek in Lede vooraleer de uitvinding door moderne technieken werd ingehaald.
Merkwaardig genoeg is die fabriek na de sluiting in 1973 in haar oorspronkelijke staat bewaard gebleven. “Ik kreeg het niet over mijn hart om iets te veranderen”, vertelt Christiane Nijs die de trofeeënwinkel onder de fabriek in de Kerkevijverstraat uitbaat. “Uiteindelijk is dit het levenswerk geweest van mijn grootouders.” Dankzij Christiane is de fabriek, in 1999 uitgeroepen tot beschermd monument, ook vandaag nog klaar om bezocht te worden door wie dat wil. “Geregeld komen er groepen langs, maar verwarmen durf ik hier niet meer. Ik ben te bang voor brand in dit volledig houten gebouw.” Voor de Wanzeelse Kineasten opende Christiane de fabriek ook. Daardoor is de geschiedenis voortaan ook in bewegend beeld bewaard.
De filmers gingen ook langs bij tal van duivenmelkers. “Helaas een uitstervend ras, maar we hebben toch een aantal mensen kunnen laten vertellen hoe ze met het duivenmelken begonnen.” Een van die verhalen is dat van Aimé Kueppens (80) uit Wanzelekouter. “Ik kreeg als jonge knaap in 1945 direct na de oorlog een koppeltje van mijn nonkel Gustaaf Adams uit Burst. Die was baanmeester bij de spoorwegen en had zijn duiven tijdens de oorlog kunnen verstoppen. Zodra ik mijn eerste kweek had was ik vertrokken.” Dat de liefde groot is, bewijst een anekdote. “Ooit ben ik in het ziekenhuis vertrokken voor een belangrijke operatie om mijn duiven nog snel te verzorgen. De dokter had er gelukkig begrip voor’”, lacht Aimé.
Een toekomst voor zijn hok is er echter niet. “Het aantal spelers neemt af en ook mijn kleinzoon Maxim (10) heeft nauwelijks interesse. Ik begrijp dat, het is niet makkelijk als beginneling tegen spelers die al tientallen jaren bezig zijn.” Dat het duivenmelken een oudemannensport wordt of is, legden de filmers eveneens in beeld. “We trokken hier naar de school om de kinderen wat vragen te stellen over de duivensport. De antwoorden waren vaak hard, maar wel eerlijk.”