Dokter Johan Suys houdt al vijftig jaar lang praktijk in de Bergstraat in Mere. De man studeerde in 1960 af in de richting Geneeskunde en Verloskunde aan de Katholieke Universiteit van Leuven en ging meteen aan de slag in Mere. Van in het prille begin was zijn beroep zijn roeping en de man gaf zich dan ook volledig. “Toen ik startte waren er geen wachtdiensten of gsm’s”, vertelt de man.
“Je was permanent beschikbaar voor de patiënten en mijn vrouw Leen die verpleegster is, stond me bij als secretaresse en assistente. Als ik extra huisbezoeken moest doen, belde ze die door naar een van de plaatsen waar ik langs moest zodat die me op de hoogte konden stellen. Het beroep is veel veranderd”, mijmert de man.
“Ik herinner me ook nog dat ik op de boerderijen wanneer er geslacht werd de lekkernijen mee naar huis kreeg. Rond Nieuwjaar en bij bevallingen was het ook altijd feest. Niet dat ik dronken de baan op trok, maar het was een plezierige tijd. Hier in Mere lopen nog altijd een flink aantal mensen rond die ik op de wereld zette. Dat geeft toch een speciaal gevoel”, vertelt hij. Toch is de man ook mee met zijn tijd. In zijn kabinet prijkt een computer. Voor veel mensen de gewoonste zaak van de wereld, maar Suys leerde er nog mee werken op zijn vijfenzestigste. “Tegenwoordig zoek ik informatie op via internet en hou ik mijn patiëntendossiers bij op de pc, maar eigenlijk heb ik spijt dat ik die stap niet vroeger genomen heb. Ook de wachtdiensten zijn een vooruitgang.
Destijds ging ik hooguit veertien dagen naar zee met mijn zoon en dochter, maar verder was ik bijna voortdurend aan de slag.” Toch zijn er ook nadelen aan de vooruitgang. “Nu is alles veel technischer geworden. Er is heel wat administratie bij gekomen en ook de patiënten zijn, deels terecht, mondiger en assertiever geworden. De geneeskunde is ook veel technischer geworden met tal van gecompliceerde onderzoeken, maar een goede diagnose en voldoende tijd om de patiënt te beluisteren blijft toch her allerbelangrijkste.”
Plannen om te stoppen heeft dokter Suys voorlopig niet. Veel van zijn patiënten zijn samen met hem mee ouder geworden, waardoor hij zich nu vooral focust op ouderenzorg. “Ik ben fysiek en mentaal nog steeds capabel om de mensen te helpen. Soms denk ik wel aan uitbollen, maar de collega’s hebben me al laten verstaan dat ik daar geen haast moet achter zetten. Ik doe het nog altijd even graag, dus we zien wel”, besluit de man.