Een geboren muzikant is Marcel De Jaeger niet. Toch heeft de aan de Landries geboren en getogen Aaigemnaar er met zijn trompet intussen al een indrukwekkende muziekcarrière opzitten. “Ik moet 14 jaar geweest zijn en in het laatste jaar van de school hier in Aaigem gezeten hebben toen de koster van Burst, die van Aaigem afkomstig was, me in 1948 vroeg bij de vlak na de oorlog opgerichte fanfare te komen”, vertelt Marcel. “Let op. Veel keuze was er niet. Voetbal bestond hier niet en er was enkel nog een duivenclub. De helft van Aaigem was dan ook lid van de fanfare”, vertelt hij.
Meteen een muziekinstrument bespelen was echter geen optie. “Eerst moest ik drie jaar notenleer volgen in Burst. Daarvoor moest ik telkens met mijn fietsje naar daar. Plezante tijden waren dat, want we reden met een bende en haalden heel wat kattenkwaad uit.” Van die eerste bende is vandaag enkel Marcel nog bij de fanfare. Hij speelt er de eerste bariton. Een vrije keuze was dat instrument niet. “Destijds besliste de dirigent wat er vrij was en wat je mocht spelen, maar ik ben intussen bijna vergroeid met mijn trompet”, vertelt hij.
Door de jaren heen versleet hij niet alleen menig bariton, een soort saxhoorntrompet, maar ook liefst vijf voorzitters en zes dirigenten. Al die jaren bleef hij ook de Aaigemse fanfare trouw. “Ik heb eventjes bij het muziek in Denderhoutem gespeeld, maar de combinatie van twee fanfares was te zwaar.” Naast zijn job in de Citroën-autofabriek in Brussel en later een textielfabriek in Aalst, is Marcel ook vandaag nog steeds actief als landbouwer. Dat belette hem echter niet om 2.965 repetities bij te wonen, tussen de 300 en 350 uitstappen mee te maken, en in een bijna onafgebroken reeks van concerten mee te spelen.
“Op 34 concerten liet ik maar twee keer verstek gaan. Een keer was een koe aan het kalven en vorige jaar had ik medische problemen en belandde ik in het ziekenhuis omwille van mijn rug. Daardoor moest ik ook net mijn laatste schapen weg doen.” Intussen gaat het opnieuw goed en neemt Marcel alweer plaats als grijze eminentie tussen zijn jeugdige en iets minder jeugdige collega’s. Repeteren doet hij nog steeds wekelijks. “Dat moet ook. Het is een strenge dirigent en als ik twee repetities mis, kan ik niet meer mee”, lacht hij. De liefde voor de muziek en de fanfare is dan ook groot. “Wellicht omdat Marcel ook eens graag weg is van bij zijn Estelle”, klinkt het lachend bij de fanfare. Bevestigen doet Marcel dat niet, al ontlokt de uitspraak hem wel een monkellach.